-->

Geloven, ook met je verstand

Geloven voelt voor velen, zeker voor de ‘wat meer geleerde mensen’, alsof je je verstand compleet uit moeten schakelen. Dat kunnen ze niet en ze vinden dat dit ook eigenlijk niet van ze verlangd kan worden en dus denken ze: ‘dan maar niet, als ik niet ook met mijn verstand kan geloven’.

platland

Daar ben ik het in die zin mee eens dat het inderdaad zo is dat het verstand compleet mee moet doen. Je kunt je verstand niet in het voorportaal van de kerk ‘op de kapstok’ hangen en als je weer naar buiten gaat ‘het er weer af halen’ (alhoewel men tegenwoordig overigens denkt dat dit prima kan). Nee, je verstand moet volledig mee, zoals ook God dat verlangt, zoals blijkt uit het eerste gebod: “En Jezus zeide tot hem: Gij zult liefhebben den Heere, uw God, met geheel uw hart, en met geheel uw ziel, en met geheel uw VERSTAND. Dit is het eerste en het grote gebod”, Matthëus 22: 37.

Daar komt mogelijk ook een beetje de arrogante opvatting vandaan van ‘gestudeerde mensen’, namelijk dat geloven ‘voor de dommen’ zou zijn, want als je geen of weinig verstand (IQ) hebt, of het niet gebruikt, dan is geloven in ieder geval een stuk gemakkelijker; dan heb je in ieder geval niet het probleem dat je verstand je in de weg zit. Ook denkt men: iedereen met een beetje verstand en die een beetje nadenkt, zou het het natuurlijk totale onzin moeten vinden (zeker waar het intelligente gestudeerde mensen betreft). Iemands verstand kan en mag echter nooit als excuus gelden om niet te geloven. Lees in dit verband ook eens 1 Korinthe 1: 18-31.

Maar hoe kun je het dan in vredesnaam toch helemaal met je volle verstand geloven?

In de allereerste plaats moet je je eigen denksysteem eerst compleet loslaten (wat niet het zelfde is als je verstand uitschakelen). Dat klinkt tegenstrijdig, maar is het niet. Het is een paradox; een ogenschijnlijke/schijnbare tegenstelling. Natuurlijk kun je je nooit helemaal van je eigen denken losmaken, maar wel van de stilzwijgende aannames (die er vaak aan ten grondslag liggen), namelijk dat alles ‘te vangen’ en ‘te begrijpen’ moet zijn, door middel van ons menselijk denken; daar kleeft namelijk een zeer grote beperking aan als het gaat over geloven in God als de daadwerkelijke, feitelijk en historische schepper van hemel en aarde (zoals vermeld in Genesis 1 en 2). En we zijn hierin vaak veel meer beïnvloed dan we denken, door de huidige algemeen geldende opvatting en door de invloed van de Verlichting, waarbij het rationalistische en naturalistische denken hoogtij viert en alles wat met wonderen te maken heeft naar het rijk der fabelen wordt verwezen. Ook culturele invloeden en dingen die ons van jongsafaan zijn bijgebracht kunnen een rol spelen.

Stel bijvoorbeeld eens dat Genesis helemaal waar is. Dan is God een persoon, een drie-enig God, die op grond van zijn woord dingen tot aanzijn roept. Er ontstaat dan materie op basis van zijn wil en zijn spreken. Voor velen van ons kan dat al gelijk vrij belachelijk overkomen. Waarom? Dat zou namelijk in ons beeld betekenen dat God in feite 'een grote goochelaar is'. God als tovenaar die, uit het niets, dingen te voorschijn tovert. En daar hebben we niet zo’n positief ervaringsbeeld bij, en we nemen dat apriori al niet meer serieus. We hebben namelijk van jongs af aan geleerd dat dat helemaal niet kan; en dat zoiets in het werkelijke leven nooit kan bestaan. Als een illusionist ons iets voortovert, dan kunnen we daar, zelfs als volwassenen, nog wel verbaasd over zijn, maar vooral omdat we willen weten hoe hij dat toch geflikt heeft (want we weten dat het een truc is). Men heeft geleerd dat het niet waar kan zijn en probeert vervolgens te doorgronden hoe hij het dan wel geflikt heeft (evolutie?). Dat is overigens ook de reden dat ik daar eigenlijk iets op tegen heb om vooral kinderen te eerst laten geloven in illusies en/of sprookjes, zoals een tovenaar die kan toveren, maar het in werkelijkheid, zoals later blijkt, helemaal niet kan. Het maakt namelijk in ons onderbewustzijn ook het beeld van God als schepper eigenlijk belachelijk en dit kan het mensen moeilijker maken om te geloven. Ze kunnen het dan gewoon niet, en weten soms niet eens waar dat 'niet kunnen' vandaan komt.

Datzelfde probleem heb je ook met Sinterklaas, waar kinderen vroeger heilig in geloofden, want je ouders spraken immers de waarheid. Dan is het voor veel kinderen op een gegeven moment toch een soort schok om te ontdekken dat het helemaal niet waar is. Dan kan al snel, in het onderbewuste, de link gelegd worden, dat een eventueel christelijk geloof van hun ouders, iets waarvan ze immers ook zeiden dat het waar was, evengoed een sprookje is; een 'sinterklaasverhaaltje' of een sprookje dus eigenlijk. De overeenkomsten daarin zijn ook nog eens treffend te noemen; Sinterklaas die alles weet, de man, oude van dagen, met grijs haar, een boek, die je naam kent, waarin iedereen geschreven staat. Het boek dat geopend wordt bij het laatste oordeel en ook nog eens alles van je weet; wie zoet is krijgt goeds, wie stout is de roe (de straf; het oordeel). Kortom, we hebben van kindsafaan geleerd dat beeld op een gegeven moment als volstrekt belachelijk te zien en te verwerpen. Men mag het als kind nog allemaal wel geloven, maar daarna wordt het toch echt tijd om het helemaal te verwerpen om er vervolgens ook nooit meer naar terug te keren; het is iets kinderlijks en past niet bij een volwassene. Van jongsaf aan al hebben we dus al de overtuiging dat het zo werkt. Dat effect moeten we niet onderschatten. We zijn ons er ons weliswaar niet meer zo van bewust, maar doorwerken kan het wel degelijk en doet het m.i. bij velen ook. Zo vinden vandaag ook velen dat geloven iets kinderlijks is en dat je daar toch allang afscheid van hebt moeten nemen in die zin dat het met 'de wetenschappelijke werkelijkheid' niet meer zoveel van doen heeft, althans dat beweert men.

Maar als God de schepper van hemel en aarde is, en Hij werkelijk Diegene is, waarvan de Bijbel zegt dat Hij dat is, dan is hij inderdaad 'een grote tovenaar’. Hij gebood en het stond er. Hij sprak en het was er. Nou, ga daar maar eens in geloven dan. Dat lijkt voor velen van ons volstrekt onmogelijk. God is dan, in tegenstelling tot het onbewuste (maar zeer krachtige) beeld wat wij er wellicht van hebben, een God die echt uit het niets kan creëeren . Geen 'Tita tovenaar' zoals we als kind mogelijk heel veel gezien hebben. Nee, een almachtig God, die door het spreken van een woord (geen simsalabim) dingen echt historisch tot stand riep. Zelfs, er zei licht! en er was licht (terwijl de lichtbronnen nog geschapen moesten worden).

Dus je moet niet alleen anders denken, maar ook nog eens de (oneigenlijke) ballast van opvoeding en (onbewuste) overtuigingen overwinnen. Dat kan een hele toer zijn, voor velen voelt het als een niet te beklimmen berg. Dan rijst vervolgens dus de vraag: 'Is het echt zo volstrekt belachelijk en moeilijk als wij als volwassen mensen mogelijk geneigd zijn te denken?' Laat ik die vraag eens proberen te beantwoorden.

Stel nu eens dat het waar is. Als het inderdaad zo zou zijn dat God ons geschapen heeft, dan moet hij onze materiële werkelijkheid overstijgen. Dan moet hij boven de materie staan; Hij moet er macht over hebben. Als God de schepper is, dan moet hij bovendien onze intelligentie overstijgen. God die onze gedachten kent, die onze redeneringen kent, die ons hart kent en onze hersenen; die alles geschapen heeft door Zijn machtswoord, moet dan vele malen ‘groter’ zijn dan wij. Hoe zouden wij hem dan ooit kunnen 'vangen' in ons denken; in onze bouwwerksels van redeneringen. Ook al bereiken we nog zulke grote hoogten in ons denken en ons vermogen om dingen te onderzoeken en te begrijpen; we kunnen Hem nooit en te nimmer begrijpen. Als dat zo is, hou dan ook maar op, zou iemand kunnen zeggen. In ieder geval door strikt rationeel/naturalistisch te denken, het te willen bevatten vanuit ons eigen denken, sluit je God in feite buiten en zul je hem nooit 'vinden', laat staan met je verstand aanvaarden en daarin berusten.

Wat we echter wel verstandelijk kunnen, is, ons voorstellen hoe het dan ongeveer zou kunnen zitten, ook al past dat op een gegeven moment niet meer binnen ons denkkader. Dat lijkt een nutteloze actie, maar zelfs atheïsten kunnen het bestaan van God niet uitsluiten, al vinden ze het niet de moeite om daar rekening mee te houden, want ze gaan er al vanuit dat Hij niet bestaat en niet voorkomt in onze empirische werkelijkheid en niet waar te nemen is, en dus niet te meten en te toetsen valt. Echter als het wel waar is en het de implicaties heeft die de Bijbel veronderstelt, dan is het wel erg dwaas, wanneer het om je leven gaat (niet alleen hier en nu, maar ook in de eeuwigheid) daar niet in het allerminst rekening mee te houden of het te serieus onderzoeken (en toch doen ze het niet). Toch kunnen we ons er weldegelijk een rationele voorstelling van maken. Dat kan echter alleen maar door het duidelijk te maken door iets wat we wel kunnen snappen, een analogie die binnen ons denken past maar tevens een poging doet het te overstijgen, en op die manier te begrijpen hoe het dan zou kunnen zijn.

Ik ben meneer de Vries op het gymnasium (een geschiedenisleraar die even kort ter vervanging van de vaste leraar inviel) nog altijd dankbaar dat hij ons als klas het verhaal van 'de platlanders' vertelde. Hij was niet alleen een meesterverteller, iedereen hing aan zijn lippen (hij kon prachtig vertellen; ook over oude auto's). Hij liet zien hoe het vanuit dat verhaal, die analogie, voor ons toch enigszins te begrijpen is. Het verhaal komt er op neer, dat in het land van platland, zo vertelde hij ons, er een twee dimensionale wereld is, wat zich alleen afspeelt in het bovenste laagje van het wateroppervlak, en waar een volk genaamd de platlanders woonde. Zij kenden geen boven en geen onder, geen drie-dimensionale wereld, zoals wij. Alleen vooruit, acheruit en opzij. Ze zaten zeg maar ‘gevangen in een 'plat velletje A4-formaat papier' (wat hij er bij pakte om het te visualiseren), maar dan in het wateroppervlak. En omdat ze niet anders kenden, konden ze ook niet anders denken dan 2 dimensionaal (net als wij in onze 3-dimensionale wereld). Op een gegeven moment verscheen er in hun wereld plotseling een punt, die snel groter werd tot een streep, om vervolgens weer kleiner te worden, tot ‘een stip’ die uiteindelijk weer even plotseling verdween als hij gekomen was. De wetenschappers in platland piekerden zich suf en konden niet begrijpen wat het verschijnsel was en hoe het zo plotseling tot stand was gekomen en uiteindelijk, net zo onbegrijpelijk, zo maar verdween. Ze kregen er zogezegd een ‘punthoofd’ van (maar dan een plathoofd). Wat er in werkelijkheid gebeurd was, maar daar konden ze geen enkele weet van hebben, tenzij iemand hen dat in begrijpelijke taal, achteraf en van buitenaf, had verteld (rekening houdend met hun wereld en hun beperkte denk- en snapvermogen). Dan zouden ze te horen hebben gekregen wat er echt gebeurd was, namelijk dat er een jongetje zijn bal in het water had geschopt en hem er daarna weer had uitgevist (denk in dwarsdoorsnedes). Het helemaal begrijpen (zoals wij dat wel kunnen), zouden ze dan nog niet. Deze analogie maakt goed duidelijk dat er een 4e dimensie kan bestaan, buiten onze 3e dimensie, die heel reeël kan zijn en totaal onderdeel is van onze dimensie, hoewel die zich tegelijkertijd volstrekt buiten ons en buiten ons gezichtsveld bevindt.

Als God bestaat, dan is het aannemelijk dat Hij zich in een andere (hogere) dimensie bevindt dan wij, waar tegelijkertijd onze wereld onderdeel van uitmaakt, maar die voor ons toch onzichtbaar en onbegrijpelijk is. Voor Hem gelden dan andere wetten. Zijn denken is dan niet ons denken en zijn 'wereld' is dan niet de onze (omgekeerd wel; onze wereld wel de Zijne; hij begrijpt ons dan vele male beter dan dat wij onszelf begrijpen en overziet alles wat wij niet overzien). Dat is min of meer ook wat de Bijbel er over zegt (niet in termen van dimensies, maar het valt er wel uit op te maken, bijvoorbeeld: Jezus stond plotseling in het midden van Zijn discipelen, terwijl ramen en deuren gesloten waren). Wij kunnen ons dat weliswaar niet voorstellen, want wij kunnen ons alleen maar dingen drie-dimensionaal voorstellen uit onze eigen kenbare wereld. De directe aanwezigheid en volledige realiteit en aanwezigheid van een andere, ons overstijgende dimensie, kunnen wij dan wel totaal niet begrijpen, maar dat wil helemaal niet zeggen dat die er toch niet evengoed, heel reëel, wel zou kunnen zijn! Die 'wereld' valt dan nooit en te nimmer, zelfs niet door onze ‘slimste koppen’, te begrijpen. Hij is bovendien niet binnen onze wereld waarneembaar, of maar slechts in zeer beperkte onvolledige mate (zoals bij de platlanders een onverklaarbare punt of streep). Als dat waar zou kunnen zijn, en als God bestaat is dat zeer aannemelijk, hoe dwaas zou het dan zijn, om dan toch te proberen, op basis van het succes of falen binnen ons 'eigen' vastgestelde wetenschappelijk kader, om op grond daarvan vast te stellen of God wel of niet bestaat. Dat zou gelijk staan aan de platlander die zou proberen het jongetje en de voetbal te verklaren op basis van punten en strepen; onmogelijk. Een bekende astronaut zei eens, toen hij uit de ruimte terug kwam: ‘ik heb God niet gezien’. Zelfs met onze beste telescopen zullen we Hem dan waarschijnlijk nooit zien, wat niet wil zeggen dat hij er ook niet daadwerkelijk is! Hij ontrekt zich dan simpelweg aan onze waarneming. De platlanders zagen niet meer dan een punt of een streep en dat ook nog eens omdat die bal toevallig in hun dimensie was beland. Er kan dus prima buiten ons heelal zich ergens een reëel aanwezig andere dimensie aanwezig zijn, die wij niet zomaar kunnen betreden of waar kunnen nemen. Dat gaat ons waarnemingsvermogen, onze waarneembare werkelijkheid, maar ook ons denken weliswaar te boven, wat niet wil zeggen dat die er dan ook niet zou zijn of het niet toch enigszins kunnen begrijpen. We moeten God dan niet proberen 'te vangen' binnen ons eigen denken en onze 'eigen' wereld en als we dat wel doen, dan maken we eigenlijk van ons eigen denken, ons eigen systeem, een afgod. Die stellen we dan boven alles en al het andere is uitgesloten. Dat lijkt mij op zijn minst niet zo verstandig. Op deze manier is het voor ons verstand aannemelijk te maken en in zekere zin te begrijpen, en dat is belangrijk.

Als het dan zo gesteld is, zeggen dan de nadenkenden mogelijk, dan kun je net zo goed ophouden, want aantonen kun je hem niet, begrijpen kan ik hem niet, dus dan hebben rationele pogingen ook geen enkele zin. Daar zou wel eens iets in kunnen zitten in die zin dat ons menselijk handelen en onze overtuigingen lang niet zo rationeel zijn als we wel denken (dat is overigens uit sociale experimenten bewezen) en we vaak hele andere overtuigingsvormen gebruiken (die we vaak achteraf rationeel gaan verdedigen), zoals; gevoel of emotie. De Bijbel zegt dat ons hart, en de gesteldheid van ons hart, een hele grote rol speelt. Als je niet wedergeboren bent en niet de Heilige Geest bezit, dan is die mens in een toestand van 'vijandschap tegen God'. Je bent dan, als je dat eens voor waar veronderstelt, helemaal niet zo neutraal als je misschien wel denkt! Als dat zo is, dan zou een verandering van hart voor een veel grotere verandering kunnen zorgen, ook in het denken (wat trouwens ook in de Bijbel staat: 'wordt vernieuwd door de vernieuwing van uw denken'; Ef 4:23). Dat geloof ik ook, dat de Heilige Geest tot andere en diepere inzichten leidt, maar het gaat hier om de vraag hoe je puur verstandelijk toch enigszins kan begrijpen hoe het dan zit; laten we zeggen een rationeel aannemelijke en bevredigende verklaring voor het niet kunnen begrijpen.

Dat die andere, 4e dimensie, zo noem ik het maar even, kan bestaan, daar zijn trouwens ook in de Bijbel meerdere voorbeelden van (uiteraard komt die term niet in de Bijbel voor; wat niet wil zeggen dat die dan per definitie onjust is of niet bruikbaar). Het zijn voorbeelden die positivistische, rationalistisch denkenden, ‘uit hun Bijbel schrappen’ als zijnde ‘onmogelijk’ en als wetenschappelijke flauwekul. De wetenschap kan echter lang niet alles verklaren, zoals ik hiervoor ook duidelijk gemaakt heb. Als de wetenschap denkt het wel te kunnen, dan zitten daarin zeer vele ongeschreven aannames, die weer niet wetenschappelijk te bewijzen zijn, maar daar denken ze voor het gemak maar 'even' niet over na. Als men stilzwijgend aanneemt dat 'wetenschap leidt tot ware kennis, hoe het 'echt zit' en dat alles zich bevindt binnen onze empirie en binnen het wetenschappelijke kader te verklaren moet zijn, dan zijn alle feiten die onze huidige kennis overstijgen, en ons algemeen geaccepteerd beeld van wat 'normaal' is, totale 'onzin'. Het zou wel eens heel goed zo kunnen zijn dat de wetenschap daardoor op een gegeven moment geen steek verder komt, want door zijn eigen bevooroordeelde houding erkent het bepaalde feiten niet, die zich weldegelijk voor kunnen doen en ook hebben voorgedaan; denk aan bijvoorbeeld wonderen en tekenen, zoals ‘opstanding uit de dood’.

Als je nu jezelf, als denker, deze nog niet zo onredelijke opening biedt, waneer het gaat om een antwoord op de levensvraag of God bestaat, dan is het helemaal niet zo moeilijk of irrationeel om God plotseling te herkennen als Schepper (sterker nog, de Bijbel gaat er van uit dat ieder mens dat eigenlijk, diep van binnen, allang weet, zie: Romeinen 1:20) en dan in bewondering stijl 'achterover' te slaan (niet letterlijk). Dan kan het wel eens zo zijn dat ineens de 'schellen van je ogen vallen'. Dan moet je niet verbaasd staan te kijken dat je plotseling in alles de grootheid van de Schepper ziet, die sprak en het stond er, gebood en het was er. Dan kan het wel eens zijn dat je huilend tot berouw en inkeer komt, en je in verbijstering afvraagt hoe je al die tijd zo opstanding en hoogmoedig en arglistig hebt kunnen zijn (het was je vijandig hart; dat je verstand sterk beïnvloedde/vertroebelde). Dan kan het wel eens zijn dat je in diepe bewondering voor Hem neervalt en Hem eindelijk totaal erkent, als Schepper en maker van alle dingen. Helemaal als je dan Johannes 1 leest en je eens even goed realiseert, dat de Man die voor jouw schuld en zonden aan het kruis stierf, de Schepper van hemel en aarde was (!), want zonder Hem, het Woord, is niet één ding geworden dat geworden is! Dan volgt een proces van diepe bezinning, berouw voor je ultieme dwaasheid en verstandelijke opstand tegen God, door Hem al die tijd niet volledig verstandelijk te herkennen en erkennen als Schepper. Dan kun je alleen maar Hem aanbidden en voor Hem neervallen en Hem erkennen als je Heer en maker. Als de schepper God van alle dingen, die in normale menselijke dagen van 6 dagen de wereld schiep, ca. 6000 jaar geleden. De Bijbel gaat er van uit dat een mens allang weet wie zijn maker is en in alles de Schepper kan herkennen. Het is eerder een kwestie van luisteren en gehoorzamen.

Ik hoop dat de Heilige Geest aan je hart zal werken en je zal overtuigen, als een soort van ‘aha erlebnis’ hoe het zit. Hij leeft, Hij is realtiteit, in onze realiteit, maar tegelijkertijd, in zekere zin, buiten en boven onze realiteit. Hij is alomvattend en Hij is er nu en was er van eeuwigheid af en tot in eeuwigheid. Hij klopt nu aan jouw hart, want Hij wil ons zo graag helemaal! Volledig! Je hart, je verstand, je gevoel, je ziel. Alles.

Kortom: Hoe je dat doet? Door een andere bril op te zetten, door je open te stellen voor Gods Geest, en je er terdege bewust van te zijn dat de bril die je, door indoctrinatie van opvoeding en de geldende opvattingen, je begripsvermogen ernstig hebben vertroebeld. Wordt vernieuwd in de vernieuwing van je denken. Uiteindelijk kan dat pas volledig als je tot bekering komt en de Heilige Geest inwonend krijgt, want dat is wat nodig is en wat ook direct gebeurt op het moment dat je, heel persoonlijk, in Jezus en Zijn verzoenend werk aan het kruis (voor jou) gelooft.

Als je dat ziet en je dan pas echt helder kunt waarnemen en denken, doordat je dan 'met verlichte ogen van je verstand ziet', dan wordt alles helemaal anders. Dan kun je volkomen zeggen, uit respect en eerbied: ‘Heer Jezus, ik aanbid U. U bent mijn maker, U bent mijn schepper. Ik geef mijzelf geheel aan U. Ik hou van U, Heer Jezus, voor alles wat U voor mij gedaan hebt”. Wat een wonder! Dan kan ook jij, net als ik, met heel je hart, heel je verstand en met alles wat je in je hebt het volgende zingen:

O Heer mijn God, wanneer ik in verwond’ring
de wereld zie die U hebt voort gebracht
Het sterrenlicht, het rollen van de donder
heel dit heelal, dat vol is van uw kracht

Dan zingt mijn ziel tot U, o Heer mijn God
Hoe groot zijt Gij, hoe groot zijt Gij
Dan zingt mijn ziel tot U, o Heer mijn God
Hoe groot zijt Gij, hoe groot zijt Gij

Als ik bedenk hoe Jezus zonder klagen
tot in de dood gegaan is als een lam
Sta ik verbaasd, dat hij mijn schuld wou dragen
en aan het kruis mijn zonde op zich nam

Dan zingt mijn ziel tot U, o Heer mijn God
Hoe groot zijt Gij, hoe groot zijt Gij
Dan zingt mijn ziel tot U, o Heer mijn God
Hoe groot zijt Gij, hoe groot zijt Gij

Als Christus komt met majesteit en luister
brengt Hij mij thuis, hoe heerlijk zal dat zijn
Dan zal ik vol aanbidding voor Hem buigen
en zingt mijn ziel: o Heer, hoe groot zijt Gij

Dan zingt mijn ziel tot U, o Heer mijn God
Hoe groot zijt Gij, hoe groot zijt Gij
Dan zingt mijn ziel tot U, o Heer mijn God
Hoe groot zijt Gij, hoe groot zijt Gij!

Zie hier voor de hymn.

Email: gertim . alberda @ gmail.com (aan elkaar vast)