Van kleitablet op boekdrukkunstHoe het begon en de gebruikte schrijfmaterialenEen Italiaans team van archeologen ontdekte in 1975 in Tell Mardich (Syrië) na jaren van onderzoek zo'n 20.000 kleitabletten en fragmenten, afkomstig van het oude koninkrijk Ebla (Syrië) uit de tijd voor Abraham (2400-2250 v. Chr.). Uit deze vondst blijkt dat de schrijfkunst al heel erg oud is en dat er hoog ontwikkelde vroege beschavingen waren. Dat laatste valt ook af te leiden uit allerlei vondsten van oude Semerische en Egyptische beschavingen, die blijk gaven van een buitengewoon hoge ontwikkeling op het gebied van wiskunde, architectuur, astronomie, technologie en kunst. De vondsten in Tell Mardich tonen aan dat soortgelijke geschiedenissen als in Genesis al eeuwen voor Mozes op kleitabletten waren vastgelegd. Het zou daarom heel goed mogelijk zijn dat het boek Genesis oorspronkelijk ook op kleitabletten geschreven is. P. J. Wiseman concludeerde ("Ontdekkingen over Genesis", de Haan, Groningen 1960), dat op grond van allerlei literaire kenmerken dit boek waarschijnlijk oorspronkelijk op kleitabletten geschreven werd door de aardsvaders zelf, wier namen ook op de kleitabletten vermeld zouden staan. Mozes, de uiteindelijke samensteller van het boek, zou mogelijk bronnen van gebruikte kleitabletten hebben aangegeven, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een formulering als "dit is de geschiedenis (het geslachtsregister (toledoth), de nakomelingen, enz.) van", die dan het begin en eind van een kleitablet zouden aanduiden. Het ontstaan van de Bijbel zou dus al vele eeuwen vóór Abraham begonnen kunnen zijn met de beschrijving van de oudste geschiedenis op kleitabletten. Zulke kleitabletten werden ingegraveerd met een scherp instrument, en lijkt op de afdruk van een spijker (vandaar de term; spijkerschrift) en daarna gedroogd om ze te kunnen bewaren (vergelijk: Jeremiah 7: 13 and Ezekiel 4:1). Dit materiaal was buitengewoon goed houdbaar, heel wat beter dan het papyrus, dat vanouds ook gebruikt werd, maar veel praktischer was. Mozes schreef dus, naar alle waarschijnlijkheid, op papyrus en/of perkament. Het gebruik van papyrus en perkament begon allebei ca. 5000 jaar geleden in Egypte. Het oudste perkament dateert van 2700 jaar voor Christus en is gevonden (ook) in Egypte. Perkament was veel beter en sterker dan papyrus maar ook veel kostbaarder (overigens is in een droog klimaat, zoals een woestijn, papyrus goed houdbaar). Papyrus-riet groeide in ondiepe meren en rivieren van Egypte en Syrië. Grote scheepsladingen papyrus werden via de Syrische haven Byblos verzonden, en papyrus was dus volop beschikbaar in die tijd (net zoals ons papier nu). Men vermoedt dat van die haven het Griekse woord biblos is afgeleid, dat papyrusplant en daarvan afgeleid ook papier, geschrift, boek of brief betekent. Voor deze laatsten wordt in het Grieks het woord biblion gebruikt, met als meervoud biblia (boeken), waarvan weer het woord Bijbel is afgeleid. Van papyrus is trouwens ook weer ons woord 'papier' afgeleid. De papyrusrietstengels werden afgestroopt en in lange repen gesneden en vervolgens geplet en in twee lagen, haaks op elkaar, gelijmd en samengeperst. Kleverige plantensap fungeerde daarbij als bindmiddel. Wanneer het materiaal gedroogd was, werd het nogmaals behandeld met een soort lijm en werd vervolgens het witachtige oppervlag glad gepolijst met een steen. Op dit papyrus-papier werd geschreven met inkt, wat gewoonlijk een mengsel van houtskool, gom en water was. Daarop schreef men dan met een pen, gemaakt van een stuk riet dat met een schrijversmes werd gepunt (vgl. Jeremiah 23: 3). De ganzenpen kwam pas veel later in gebruik (3e eeuw v. Chr.) en was een 'uitvinding' van de Grieken. Hoe ging het verder?De oudste geschiedenis van de Bijbel, werd dus mogelijk al op kleitabletten vastgelegd en Mozes voegde die samen en redigeerde die tot het boek Genesis. Zelf schreef hij gedurende de woestijnreis de boeken Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. Het laatste hoofdstuk van Deuteronomium, dat de dood van Mozes beschrijft, is wellicht toegevoegd door Jozua, die zeer waarschijnlijk ook grotendeels het boek Jozua geschrevene heeft (vgl. Joshua 24:26). Geleidelijk groeide het aantal heilige boekrollen en we mogen aannemen dat in de dagen van koning Salomo ook de boeken Richteren, Ruth en Samuël gereed waren. Toen de Babylonische ballingschap van Juda begon, waren ook de boeken Koningen, Psalmen, Spreuken, Prediker, Hooglied en verschillende profetische boeken (Jesaja en enkele kleine profeten) toegevoegd. In de dagen van de terugkeer van het volk naar Palestina, onder de priester Ezra en de stadhouder Nehemia, was het oude Testament, op Maleachi na, helemaal gereed. Dit betekende een nieuwe fase in de geschiedenis van de Bijbel. Wilde de Bijbel door de Alexandrijnse joden nog enige betekenis houden, dan moest hij vertaald worden; en daarmee werd de Bijbel het eerst vertaalde boek van deze omvang ter wereld. Het werk aan deze Griekse vertaling begon in Alexandrië in de derde eeuw v. Chr. Op z'n laatst werd deze vertaling in de 2e eeuw v. Chr. voltooid en werd vanaf dat moment de standaard versie van het Griekse Oude Testament, die sindsdien de Septuaginta (=Zeventig) genoemd wordt, naar het verhaal dat deze vertaling door 72 geleerden uitgevoerd zou zijn, zes van elke stam van Israël. Al spoedig werd deze vertaling overal gebruikt waar synagogen stonden in het Middelandse-Zee-gebied. Het is ook de vertaling waaruit meer dan eens geciteerd wordt wanneer in het Nieuwe Testament teksten uit het Oude worden aangehaald. De geweldige verspreiding van het christelijk geloof in de eerste eeuwen maakte een gigantische kopiëring van de bijbelhandschriften noodzakelijk, om de als paddestoelen uit de grond schietende gemeenten van Bijbels te voorzien. Alles moest met de hand geschreven worden, zodat maar één kopie per keer kon worden gemaakt. Afzonderlijke kopiisten konden daarom onmogelijk de vraag naar Bijbels bijhouden. Daarom werd een nieuwe methode gebruikt. In een zaal die het "scriptorium " heette, las een voorlezer langzaam de Schriften voor, terwijl een aantal schrijvers of scriba's opschreef wat voorgelezen werd. Zo konden per keer evenveel kopieën gemaakt worden als er scriba's in de zaal aanwezig waren. Het spreekt vanzelf dat bij de verspreiding van het christendom de Bijbel ook onder mensen kwam die Grieks minder goed of helemaal niet verstonden. Daarom ontstonden al in de vroegste eeuwen van de kerkgeschiedenis overzettingen van de Bijbel in andere antieke talen. Eén van die talen was het Syrisch, dat is het Aramees dat veel vroege christenen spraken. Uit de verschillende oud-Syrische versies van de Bijbel die het licht zagen, ontwikkelde zich een standaard die bekend staat als de Peshitta (d.i. "Eenvoudig"). Andere vertalingen waren die in het Koptisch (oud-Egyptisch). Verder ontstonden in de eerste eeuwen vertalingen in het Ethiopisch, het Arabisch, het Armeens, het Georgisch en andere. Voor de geschiedenis van de Bijbel in Europa (en dus ook Amerika) zijn echter vooral de Latijnse vertalingen van belang. Al in de vierde eeuw waren verschillende "oud-Latijnse" vertalingen bekend, maar die waren weinig bevredigend en liepen nogal uiteen. In 382 vroeg bisschop Damasus van Rome daarom aan de schriftgeleerde Hieronymus (van Stridon) een revisie van de Latijnse Bijbel te vervaardigen. Hieronymus vatte zijn taak serieus op. Hij vestigde zich in Bethlehem, waar hij alle oudste handschriften van het Hebreeuwse Oude Testament en het Griekse Nieuwe Testament bestudeerde die hij maar te pakken kon krijgen. Na twintig jaar arbeid (386-405 n. Chr.) voltooide hij de Latijnse vertaling die de naam Vulgaat zou krijgen, wat "gewoon", "populair" of "volks" betekent. Dit knappe stuk werk van Hieronymus ontwikkelde zich geleidelijk tot dé standaardversie in het Latijn en werd tenslotte de officiële Bijbel van de Rooms-Katholieke kerk tot op vandaag. Hoe belangrijk deze bijbelvertaling wel niet is, blijkt ook uit het feit dat veel oude Europese bijbelvertalingen niet op de grondtekst steunen maar op de Vulgaat. In dezelfde eeuw dat de Vulgata gereed kwam begon het Romeinse Rijk langzaam af te brokkelen. Germaanse stammen uit het noorden, zoals de Vandalen en de Gothen, drongen het keizerrijk binnen en richtten verwoestingen aan — een waar "vandalisme". Ook de christelijke kerk had veel van deze plundertochten te lijden. In eenzame kloosters gingen dappere monniken door met het kopiëren van het Heilige Boek. Hun handschriften zijn vaak ware juweeltjes van schrijf- en decoratiekunst. Hun ijver en toewijding bij dit "monnikenwerk" was van grote betekenis voor de overlevering van de Bijbel in die donkere tijd, want bij invallen van de barbaren werden veel handschriften ernstig beschadigd of gingen verloren. Moedig verder gaan met kopiëren was één methode om deze vernielingen het hoofd te bieden; maar sommige dappere christenen begrepen dat er nog een andere methode was, namelijk de verkondiging van het christendom aan deze Germaanse barbaren. Eén zo'n kloeke zendeling was Wulfila, de "apostel van de Gothen", die begreep dat hij deze woeste Germanen alleen met het christendom kon bereiken als hij de Bijbel in hun eigen taal vertaalde. En zo onstond in de vierde eeuw de allereerste vertaling in een Germaanse taal. Andere moedige zendelingen verkondigden het evangelie aan andere Germaanse volksstammen. Het gevolg was, dat de christelijke kerk niet alleen de afschuwelijke Germaanse invasies overleefde, maar zelfs sterker werd dan ooit, doordat de barbaren zelf christenen werden. Ondanks dit vroege ontstaan van de Gotische vertaling van Wulfila moet men niet denken dat de Bijbel in de volgende eeuwen nu in allerlei Europese talen en dialecten vertaald werd. Het Latijn was de voertaal in de Rooms-katholieke kerk en de bestudering van de Bijbel werd voorbehouden aan de kerkelijke leiders. Dit bleef eeuwenlang zo. Zelfs tegen het eind van de dertiende eeuw waren stukken van de Bijbel nog slechts in zeven Europese talen vertaald, en de kerk beperkte zich ertoe de boodschap van de Bijbel aan het volk bekend te maken in het Latijn. Het volk wilde echter de boodschap van de Bijbel is zijn eigen taal horen. Pogingen om delen van de Bijbel in de landstaal onder het volk te verspreiden stuitten in de Middeleeuwen op groot verzet van de bisschoppen en kardinalen. In 1199 werden in Lyon (Frankrijk) enkele mensen tot de brandstapel veroordeeld, omdat zij bijbelgedeelten in het Frans onder de mensen verspreid hadden. Deze martelaren hoorden tot de Waldenzen. In Engeland stammen de oudste vertaalde bijbelgedeelten al uit de achtste eeuw, maar het duurde tot de 14e eeuw voordat de Bijbel helemaal in het Engels werd vertaald. Dit werk werd uitgevoerd door de Britse geleerde en priester John Wycliffe, samen met John Purvey en Nicholas de Hereford, en kwam in 1388 gereed. In het diepste geheim (uit vrees voor de kerkelijke autoriteiten) werd vervolgens deze handgeschreven Engelse Bijbel vele malen (met de hand) gekopieeerd, en de gereed gekomen kopieën gaf Wycliffe aan zijn volgelingen ("Lollards" genoemd) mee, die als lekepredikers uitgezonden werden om in de dorpen en steden uit deze Bijbels voor te lezen en te onderwijzen. Vaak werden deze moedige mannen gevangen genomen en gestraft, soms ook op de brandstapel ter dood gebracht. Wycliffe zelf was gestorven vóór de vervolging uitbrak, maar zijn lichaam werd opgegraven en verbrand en de as werd in de rivier geworpen. Er waren echter drie grote gebeurtenissen op til, die geen enkele vervolging kon tegenhouden. De eerste grote gebeurtenis was de uitvinding van de boekdrukkunst rond het midden van de 15e eeuw: in Nederland door Laurens Jansz. Koster en in Duitsland door Johann Gutenberg. Het eerste boek dat van de drukpersen rolde, was de Bijbel. In 1452-55 drukte Gutenberg namelijk de Vulgaat, deels op perkament (ca. dertig stuks), deels op papier (ca. 120 stuks). De 2 delen van deze wereldberoemde "Gutenberg-Bibel" beslaan samen 1282 pagina's (en heeft steeds 42 bedrukte regels per pagina). De initialen en sierranden in deze Bijbel werden nog met de hand geschilderd, en ook gebruikte Gutenberg voor elke letter verscheidene lettertypen, om deze door variatie zijn gedrukte Bijbel zoveel mogelijk op een handschrift te laten lijken. Er zijn van deze Gutenberg-Bijbel nog ongeveer vijftig exemplaren over, en ze brengen per stuk enkele miljoenen euro's op. De geweldige uitvinding van de boekdrukkunst verbreidde zich snel, en binnen vijftig jaar waren er al delen van de Bijbel in zes talen gedrukt. De tweede belangrijke gebeurtenis was de nieuwe kennis van en nieuwe belangstelling voor de Griekse taal. Bijna alle Europese vertalingen waren tot dusver gebaseerd geweest op de Vulgaat, maar nu kwamen er veel oude handschriften vanuit de christelijke kerken in het Midden-Oosten naar Europa toe en daar wenden zij ijverig bestudeerd. De eerste die een gedrukte uitgave van het Griekse Nieuwe Testament publiceerde was de Nederlandse geleerde Desiderius Erasmus, die een beperkt aantal handschriften vergeleek en in 1516 in Basel een Griekse tekst uitgaf, samen met een parallelle Latijnse vertaling. Een hele reeks uitgaven van het Griekse Nieuwe Testament ontstond nu, alle gebaseerd op het werk van Erasmus. De belangrijkste van deze uitgaven was die van de Parijse drukker Estienne in 1550, omdat het deze uitgave was die driehonderd jaar lang steeds weer herdrukt zou worden als de standaardtekst van het Griekse Nieuwe Testament en als grondslag zou dienen voor vele bijbelvertalingen. De ReformatieDe derde grote gebeurtenis was de Reformatie die in 1517 door Martin Luther in gang werd gezet. Deze gebeurtenis betekende niet alleen een omwenteling in de geschiedenis van de kerk, maar ook in die van de Bijbel. In verscheidene landen van Europa waar de Reformatie vaste voet kreeg, begon men de Bijbel in de landstaal over te zetten, vaak echter nog onder veel weerstand. Luther werd door zijn vrienden ontvoerd naar de Wartburg, waar hij met gebrekkige hulpmiddelen in recordtijd het Nieuwe Testament vertaalde (van december 1521 tot maart 1522), waarvan de eerste oplage (5000 ex.) binnen een jaar uitverkocht was. In 1534 verscheen de hele Bijbel in het Duits. Overigens was dit niet de eerste Bijbel in het Duits; al eerder waren er 18 andere gedrukte Duitse vertalingen van de Bijbel uitgebracht (zie hier. href="https://www.die-bibel.de/bibeln/bibelkenntnis/wissen-bibeluebersetzung/geschichte-der-bibeluebersetzung/deutsche-bibeln-vor-luther/">hier). In Nederland zijn uit de 9e en 10e eeuw al verschillende vertalingen van psalmen in verscheidene Nederlandse dialecten bekend (zie hier). Uit omstreeks 1400 dateert de vertaling van het Nieuwe Testament en de Psalmen van Johan Schutken. De eerste gedrukte Nederlandse Bijbel was de Historie-Bijbel van 1477, die bij Jacob Jacobs-zoon van der Meer en Mauritius Yemanszoon van Middelborch verscheen in Delft en daarom ook wel als de "Delftse Bijbel" bekend staat. Deze Bijbel bevatte alleen het Oude Testament, zonder de Psalmen, en ging terug op de Historie-Bijbel van 1360 die door een onbekende Vlaamse auteur uit het Latijn was vervaardigd. Ook de Nederlandse Bijbel kwam niet zonder bloedvergieten tot stand. Zo verscheen in 1526 de zeer beroemd geworden Liesveldt-Bijbel, gedrukt door Jacob van Liesveldt in Antwerpen en door hem van kanttekeningen voorzien, die bij elke nieuwe uitgave steeds reformatorischer van inhoud werden. In 1545 moest Van Liesveldt zwaar boeten voor zijn geloofsmoed en werd hij onthoofd. Het feit dat hij in één van zijn kanttekeningen had geschreven dat de zaligheid van de mensen alleen door Jezus Christus verkregen wordt, werd door de kerkelijke autoriteiten als een halsmisdaad beschouwd! Na deze eerste complete Nederlandse Bijbel volgden verscheidene andere, Roomse, Doopsgezinde en Lutherse Bijbels in het Nederlands, en tenslotte de beroemde Gereformeerde "Deux-Aes-Bijbel" (genoemd naar een zonderlinge kanttekening) die in Emden verscheen en het hart won van heel Gereformeerd Nederland. De tweede druk van deze Bijbel verscheen in 1571 bij Jan Canin in Dordrecht en werd daardoor de eerste Hollandse gedrukte Gereformeerde Bijbel. Kortom: de 'weg' die de Bijbel aflegde, vanaf de vroegste kleitabletten tot aan de eerste gedrukte Bijbels was een spannende en wonderbaarlijke weg. Er zijn heel wat mensen geweest die hun leven gegeven hebben voor dat boek en dat deden zij, omdat zij in dat boek iemand ontdekt hadden die Zijn leven voor hén gegeven had aan het kruis van Golgotha.
|